woensdag 18 juli 2012

Immoral Triangel!

O jee, we weten niet wat we zien als we om zes uur de gordijnen van het motel in Rio Dell opentrekken. Regen?! Of toch niet? Is het een grote, laaghangende wolk?
Het wegdek is nat en het motregent wat. We gaan er toch op uit. De eerste 10 km nog op de 101 en dan highway 36 naar het oosten. Zacht windje mee. Het gaat lekker! De motregen is gestopt, de regenpakken kunnen uit en weer fietsen we door een compleet ander landschap; boerenbedrijven met zwart-wit bonte koeien en ingepakte hooibalen.


na 42 km koffie-stop
Na 42 km op highway 36, popt er plotseling een klein,wat haveloos winkeltje op, met koffie en muffins. Buiten op het rek kruidenplanten (GMO-free). Daar horen we voor het eerst van een goedlachse, hyperactieve man, dat we in Marihuana-Country zijn. Weten wij wel wat voor bergen eraan komen? “You are very, very brave” Nou, nee dus! Hij geeft ons joint, zo dik als een sigaar, van ‘eigen grond’, die we maar gauw opbergen en there we go…….Pfff, 5 km aan één stuk van 10%. We moeten regelmatig afstappen om onze hartslag tot rust te laten komen. Ondertussen fietsen we weer door een prachtig forest. Over die 5 km doen we anderhalf uur. De zon schijnt en we zweten flink. Na een korte afdaling blijven we boven in de bergen op en neer gaan. Nog een laatste berg en daar is Dinsmore.
Dinsmore heeft een winkel en camping, is ons verteld. De winkel is er wel, maar de camping niet en ook is de eigenaar van de lodge (een oud, vervallen huis) in geen velden of wegen te bekennen. Dan maar vrij-kamperen langs de rivier. We doen onze inkopen en gaan opzoek naar een plek voor de nacht en die is snel gevonden. Een stuk ietwat bobbelige grond met dor gras voor de tent, de rivier om te baden en bosjes om te ………


Noah en Tucson
Terwijl we onze fietsen aan het ontladen zijn, duikt er plots een soort ‘Catweasel’ op, die recht op ons afstevent. Hij roept: “Stop, stop, don’t make your camp here”. Hij waarschuwt ons voor dronken mensen, die hier ’s avonds komen en voor de komende rainstorm. We moeten echt meegaan naar zijn ‘place’, dringt hij aan. Daar is het veiliger voor ons. We kunnen dan een paar dagen blijven, totdat de aangekondigde regen voorbij is. Hij vertelt, dat hij zelf 30 jaar over de hele wereld heeft gefietst en dat hij alles van fietsen en kamperen weet. Hij kent onze Ortlieb tassen.
Het is een vreemde kerel met een bos blonde lange haren tot op de schouders, vlassige baard en toch gaan we met hem mee. Hij krijgt het voordeel van de twijfel en met een gezond wantrouwen volgen we hem en zijn hond over het smalle pad door het gebladerte, dat ons naar een droog-grazige vlakte leidt met de heldere beek vlakbij.
Geen poison oak hier, bezweert hij ons. Gelukkig maar, want voor onze beladen fietsen is het paadje eigenlijk te smal. Regelmatig hakend achter bramenstruiken en andere slingerplanten duwen we onze pakezels moeizaam naar zijn verborgen territorium. We zijn natuurlijk benieuwd naar zijn ‘place’ en we geloven onze ogen bijna niet, als we een heel mooie zelfgebouwde fiets zien staan met vele Ortliebtassen, een kwaliteitstent met twee thermo-restmatjes op elkaar en een mummy-slaapzak. Tegenover zijn tent staat een aftandse stoel als een troon, van waaruit hij door de struiken al onze bewegingen op onze oorspronkelijk gekozen slaapplaats had gadegeslagen. Onzichtbaar voor iedereen.
Onder de stoel een halve gallon (bijna 2 liter) Brandy, zien we.
“Noah”, zo stelt hij zich voor. En Tucson, zijn jonge, uitgelaten pittbull.
our 'place'
Een ander zijpaadje brengt ons bij een zo te zien eerder beslapen grasplateautje van waaruit ook niemand ons kan zien. Onze badkamer is het riviertje en het ruime toilet om de hoek van iedere struik.
Noah draagt een zandkleurige tuinbroek waaruit een pijp steekt. “Pot”, licht hij toe en pakt uit een grote zak de groene, geestverruimende pluizen om aan zijn volgende rooksessie te beginnen. “You are in the middle of marihuana country, the heart of what US produces…. Hij verdient, zo’n $ 20.000,--/jaar daaraan, waarvan hij maar 7 mille gebruikt. Met een argeloos gebaar wijst Noah naar de bossen waar hij zijn weed verbouwt. “That’s my work.”
Helemaal gek is hij  niet, maar zijn levensverhalen rammelen wel. Als 5-jarige was hij uit Israël naar de VS geëmigreerd en als 15-jarige in Philadelphia weggelopen van huis. Alle verdere familie uitgemoord in Auschwitz. Tevens zou hij als luitenant-sluipschutter in het Israëlische leger gediend hebben en door dat “werk” niet alleen een handvol vijanden gedood hebben, maar ook “de mens in hemzelf”. Toen we hem vroegen of hij 'happy' was (nou ja, met wat meer nuances), zei hij: " I laugh a lot and I cry a lot."
Een enorme misvorming aan zijn pols zou weer het gevolg zijn van een schietstoelongeluk als F-16-piloot tijdens de schermutselingen in het Midden-Oosten. We krijgen er geen woord tussen en hij ratelt zijn trieste levensgeschiedenis aan één stuk door af.
Diamantsnijder was hij ook nog jarenlang en nu leeft hij als 61-jarige een solitair leven in de bossen.

We moeten, vindt Noah, morgen beslist met hem naar zijn vriend meegaan koffiedrinken, maar we laten maar in het midden of we dat willen. Zijn kleine radio heeft “rainstorm” voorspeld en die zou ’s nachts om 02.00 u beginnen en zeker 3 dagen aanhouden.
Alhoewel we daar vraagtekens bij plaatsen, toont de avondlucht al dichter wordende windveren op grote hoogte en dat betekent: weersverandering. We pakken alles zo in, dat we snel wegkunnen. Dan maar geen koffie morgenvroeg. Boterhammen met (crunchy) pindakaas zijn al gesmeerd. De regen blijft uit ’s nachts, maar het slaapt toch niet lekker als je ieder wakker moment gaat luisteren naar verdomd vervelend getik op de buitentent. Om 05.30 u, het ochtendgloren,   beginnen we snel aan het inpakken om minstens de eerste, dreigende regen voor te zijn. We halen het net niet. Met de halve tent nog opengeslagen barst de waterval los. Nu hebben we echt een probleem!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten